Gescheiden ouders met een co-ouderschapsregeling in Vlaanderen krijgen eindelijk waar ze recht op hebben

Eindelijk is het zover… de uitspraak van het Grondwettelijk hof van 23 juni 2022 werd omgezet in regionale wetgeving.

Eigenaars van een onroerend goed moeten jaarlijks onroerende voorheffing betalen.  Zolang ouders met kinderen samenwonen lijkt er niets aan de hand.  Het is immers zo dat je, wanneer je als eigenaar van vastgoed minstens 2 kinderen hebt die gedomicilieerd zijn op het adres van de woning, vermindering krijgt op de te betalen onroerende voorheffing.

Eens ouders scheiden en elk van hen een eigen woonst bezit, stelt het probleem zich echter…

Kinderen kunnen namelijk maar op één adres hun hoofdverblijfplaats hebben, zelfs wanneer ze na de breuk evenveel bij elke ouder verblijven, het zogeheten ‘co-ouderschap’.

De co-ouder waarbij de kinderen dan niet gedomicileerd zijn kan tot vandaag niet van deze vermindering genieten op de te betalen onroerende voorheffing. Welnu, dankzij het arrest van het Grondwettelijk Hof van 23 juni 2022 komt daar vanaf januari 2023 eindelijk verandering in…

Reeds voor Brussel en Wallonië stelde het Grondwettelijk Hof dat de regeling een schending inhield van het gelijkheidsbeginsel, en werd de regionale wetgeving dan ook aangepast, zodat beide ‘co-ouders’ van de vermindering konden genieten. In Vlaanderen bleef een aanpassing van het decreet echter uit.

In het arrest van 23 juni 2022 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat wanneer ouders op gelijke wijze instaan voor de kinderen, en de kinderen ook werkelijk gelijkmatig bij beide ouders gehuisvest zijn, het voordeel van de vermindering ook aan beide ouders moet worden toegekend.

“Met de vermindering van de onroerende voorheffing beoogt de decreetgever immers de belastingplichtigen die de financiële last van hun kinderen dragen, te helpen.”

Vanaf januari 2023 zullen bijgevolg beide ‘co-ouders’ van de vermindering van de onroerende voorheffing kunnen genieten, ook in Vlaanderen, een herstel van het gelijkheidsbeginsel dat ten stelligste mag worden toegejuicht.